Fietsen in huis
We wonen nu zes maanden in ons nieuwe huis en willen hier nooit meer weg. Er is slechts één minpuntje aan ons nieuwe onderkomen: de berging. In de binnenstad wonen betekent nu eenmaal vaak dat je aan schuur in moet leveren. Dat was bij ons ook het geval. Negen (race)fietsen, een wasmachine met droger en de nodige schuurmeuk zorgden ervoor dat de berging een heuse uitdaging werd. Een realistische stem in mijn hoofd opperde vooraf: dat past nooit. Maar toch schaften we ingewikkelde ophanghangsystemen voor fietsen aan. Het bleek een kansloze missie. Mijn fiets belandde samen met die van Stijn in de gang en die van Lot en Daan kregen voor ons huis op de stoep een plekje. De overige vijf pasten met veel creatief denkwerk maar net in onze grot (zo noemen we onze berging inmiddels: het is er donker en je moet sluipen en kruipen om dat wat je nodig hebt te vinden).
Een week na deze missie kocht ik de styling guide van de vtwonen en daar stonden foto’s in van fietsen in huis. In de weken erna zag ik in tijdschriften en op Instagram steeds vaker plaatjes langskomen van fietsen binnen. Ze staan werkelijk overal. In de woonkamer, keuken, gang of slaapkamer en ik zag er zelfs één in de badkamer. Echt. Met daarbij teksten als: laat zien wie je bent, fiets als kunstobject, de fiets is een ware interieurcatcher. Vaak hangen er ook nog mooie lampen bij in de buurt, kloppen de meubels, staat er een volmaakte bosje bloemen en loopt er een hippe bewoner door het beeld. Kortom: onze fietsen in huis moest ik niet als ruimtegebrek maar als hip en trendy zien. Op zich best een fijne gedachte. Daarbij komt ook nog dat een nieuw huis goede voornemens met zich mee brengt. Ineens denk ik dat ik in onze nieuwe keuken iedere week appeltaart ga bakken. Of dat de nieuw gekochte planten alleen maar groeiend en bloeiend – in plaats van verpieterd – in de vensterbank zullen staan. Dus toen ik laatst naast mijn zoon aan tafel door een woonblad bladerde en daar weer een fiets – deze keer op een puberkamer – langs zag komen, dacht ik in een flits: misschien kan er wel een fiets op de slaapkamer van Daan. Hij slaapt immers op de benedenverdieping. Een kwestie van even naar binnen rijden, optakelen en klaar. Dus ik hield het blad omhoog. Mijn puber keek me aan en fronste zijn wenkbrauwen. Ik besefte tegelijkertijd dat het ophangen van jassen en tassen al een struikelblok is. Een fiets dagelijks optakelen is geen realistisch beeld van de werkelijkheid. Daan schudde dan ook zijn hoofd en ik liet het tijdschrift weer zakken. Zo bleven de fietsen in de gang en op de stoep voor ons huis.
Voordat we verhuisden, kregen we de nodige waarschuwingen van mensen om ons heen. We moesten – nu we van een veilig ieniemienie dorpje naar de binnenstad gingen – ons antidiefstalgedrag aanpassen. We blijken wat hardleers. Zo heeft de buurvrouw en de postbode al aangebeld dat er sleutels in de voordeur zaten, heeft Daan na een feestje bij thuiskomst de achterklep van onze auto dichtgedaan en hebben we de fietsen al herhaaldelijk niet op slot voor de deur geparkeerd. Conclusie: we voelen ons veilig hier. Dit gevoel veranderde abrupt toen mijn dochter op een ochtend onderaan de trap riep: ‘Maham, mijn fiets is weg!’.
In mijn brein was er maar één conclusie mogelijk en ik riep dan ook onmiddellijk terug: ‘Gestolen!’
Er was me al menig maal op het hart gedrukt dat ik de fietsen voor ons huis ‘s nachts aan een ketting moest leggen. Maar dat was er nog niet van gekomen. Niet handig en verstandig. Stijn zag echter nog wel een voordeel van deze diefstal. ‘Misschien kunnen we wel met een fiets minder doen. Vijf man, vier fietsen. En in nood kunnen we dan ook nog op één van de racefietsen.’ Ik vond het niet eens een slecht plan. Toch liep ik de hele dag met een rot gevoel rond. Dat er voor onze eigen deur een fiets gestolen werd, vond ik gewoon niet fijn. Maar aan het eind van de middag kwam er in de familieapp een foto binnen met daarbij de tekst: gevonden op het station. Mark (die zijn dochter al wat langer kent dan vandaag) had na haar gestolen fiets berichtje even rondgekeken op het station en ja hoor daar stond haar fiets. Gewoon in het rek. En ineens viel bij Lot het kwartje: ‘Ach ja, ik was vrijdag met de fiets naar het station gegaan en ben met een vriendin mee terug naar huis gereden. Mijn fiets heeft gewoon het hele weekend op het station gestaan.’
Dus nu staan er nog steeds twee fietsen in de gang. Vanmorgen bleef ik met mijn wasmand aan het stuur van één van onze stijlobjecten hangen. En terwijl ik wat wasgoed van de grond haalde bedacht ik dat er voor de vtwonen nog een schone taak is weggelegd: laat ze overvolle wasmanden hip en trendy maken.
Ps.: De dag nadat ik dit stukje tikte, is de fiets van Lot echt gestolen. Niet voor ons huis maar op het station. Ze was ‘m vergeten op slot te zetten. Gelukkig zit haar hoofd vast.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!