Er was weinig zin. Weinig vrolijkheid.
Ik moest op de fiets door de miezerregen en had mezelf daarvoor in een regenpak gehesen. Er was weinig zin. Weinig vrolijkheid. Zo trapte ik onder een laaghangende grijze wolkenpartij over de dijk met als vanzelfsprekend wind tegen. Op zijn vaste plek vertraagde ik mijn tempo. Ik had hem al een tijdje niet gezien dus verwachtte ik hem niet thuis. Maar hij zat er. Mijn Boeddha met veren. En in ene brak in mijn hoofd de zon door vergezeld met een spatheldere lucht. Zo gaat dat soms. Zomaar per geluk. En dat verbaast me nog steeds. Dat geluk zo eenvoudig kan zijn. Dat het zo vaak de alledaagse dingen zijn waar ik intens gelukkig van word. En ergens zit er in mij een drang om juist die wereld vol mooi en pracht, ook al is het nog zo vanzelfsprekend of juist omdat het zo vanzelfsprekend is, vast te leggen. Te vangen in woorden of beelden.
Het vangen in woorden probeer ik.
De beelden zoekt Mark.
En ik strooi het wat rond.
Dit.
Dus.
Misschien moet je ‘wijs’ zijn geworden door en dankzij het leven. Dat maakt dat genieten van eenvoud voelt als een cadeau. We hebben niet veel nodig. We moeten alleen de wijsheid hebben het te herkennen.
En zo is het maar net…