Geen juf meer

Na een periode van drie weken thuis volgt mijn eerste bezoek aan de Arbo-unie. Gelukkig krijg ik dezelfde vrouw als ruim drie jaar terug. Ze herkent me. Zodra ik bij haar aan het bureau zit, stromen de tranen over mijn wangen. “Het is me niet gelukt!”. “Geeft niet”, antwoordt ze, “je hebt het geprobeerd. Maar dit gaat zo niet. Voor de klas staan, is geen   optie meer.”. Natuurlijk weet ik dat. Maar het juf zijn hoort al 22 jaar bij mij. Het is in mijn leven verweven. Kom niet bij mij aan met werk is maar werk. Dit werk betekent zoveel meer voor mij…

Mijn dorpsschool, waar ik tweeënhalve dag per week lesgeef, staat in de straat waar ik woon. Na onze   verhuizing uit Curaçao, vijf jaar geleden, ben ik hier samen met onze drie kinderen van start gegaan.   Inmiddels zitten Lot en Stijn in de eerste en derde klas van de middelbare school en zit Daan in groep 8.

Maar goed, lesgeven moet ik niet meer willen. Als ik buiten sta, weet ik dat ik afscheid ga nemen van mijn werk, en wel zo snel mogelijk. Klaar is klaar. Geen deur half op een kiertje laten staan.

Afsluiten en loslaten.

De kogel is door de kerk. Ik heb afscheid genomen van school. Bij de vraag: “Wat doe je?” was jarenlang mijn antwoord: “Ik sta voor de klas.” Maar wat als deze vraag nu aan mij gesteld zou worden? Zou ik dan antwoorden met: “Ik ruim wat kastjes op en rust uit, stof af en rust uit, doe de was en rust uit en drink, hoera een activiteit waar ik niet van bij hoef te komen, kopjes koffie?”

Ik ben volledig uitgeput en tot iets meer dan deze eenvoudige huishoudelijke klusjes kan ik me niet zetten. Zo gaan er maanden voorbij totdat mijn lieve, dappere en wijze dochter van vijftien thuiskomt van school en zegt: “Mam, het is hier wel erg netjes. Wat heb je vandaag gedaan?”

“Nou, gewoon in huis bezig geweest.” Terwijl ik het zeg, weet ik dat ik maar wat rond heb gedwaald door het huis zonder te weten wat ik met mezelf aanmoest. Ik had wat dingen rechtgezet, een andere plaats gegeven en weer teruggezet.

“Weet je”, zegt ze vol overtuiging, “ik vind het niet leuk zo. Ik vond het fijner toen je nog werkte. Het was wat rommeliger in huis. En als ik op dinsdag, als jij moest werken, uit school thuiskwam, was ik lekker helemaal alleen thuis. Nu ben ik nóóóit meer alleen thuis. Mam, je moet wat gaan doen! Ik wil niet dat je ziek bent en altijd maar thuis zit.” In een flits zie ik mezelf in haar ogen: een moeder die thuis is en niets meer voor zichzelf doet. Ooit heb ik gelezen dat veel dochters hun moeders gelukkiger hadden willen zien. Ze wilden uiteindelijk dat hun moeders minder offers hadden gebracht en meer hadden gedaan om zichzelf gelukkig te maken. Ik weet dat Lot gelijk heeft. Ze is wijzer dan haar moeder. Nu al. Ik moet mezelf onder de loep nemen. Want als er niets verandert dan verandert er niets. Als ik blijf doen wat ik nu doe, blijf ik houden wat ik heb. Ondanks mijn restverschijnselen van hersenletsel ben ik de baas over mezelf en mijn eigen leven. Het morren, jammeren en zelfmedelijden is nu wel klaar! Het is tijd om mezelf gelukkiger te maken. Voor mezelf en voor mijn gezin.En alsof het zo moet zijn, schuift er een vriendin de volgende middag bij mij aan tafel. Ze is nog maar net gescheiden en het is een hoop gedoe om haar hoofd boven water te houden. “Tsjee”, zucht ze, “jij hebt het nu wel lekker Arien…”